Islamitische percelen in België


In 1992 werd de Belgische
 Loubna Benaissa ontvoerd uit haar geboorteplaats in Brussel. Na vijf jaar werd haar lichaam in de buurt van haar ouderlijk huis gevonden. Nadat haar lichaam was gevonden, werd op 8 maart 1997 in de Grote Moskee van Brussel een openbare ceremoniële dienst gehouden voor Loubna. Meer dan 2.000 mensen volgden de ceremonie op een scherm buiten de moskee en meer dan 2 miljoen mensen keken naar de ceremonie op televisie.  Toen de uitvaartarrangementen moesten geregeld worden, ontdekte de nabestaanden dat er voor Loubna in Brussel geen plaats was om begraven te worden volgens de islamitische begrafenisrituelen. ‘Omdat haar thuisland op 8 maart 1997 geen islamitische begraaflocatie verstrekte, vertrok Loubna’s lichaam naar het land van haar ouders om te worden begraven in de buurt van de stad Tanger, waar de voorschriften voor de islamitische begrafenis konden worden uitgevoerd’.

Na haar dood werden er vragen gesteld over islamitische begraafplaatsen in de Belgische Senaat.  In tegenstelling tot Nederland had België (niet langer) een traditie van afzonderlijke religieuze percelen. Kwesties zoals een begrafenis zonder kist, graven met altijddurende concessie en afzonderlijke begraafplaatsen werden aan de Senaat gericht met betrekking tot islamitische begraafplaatsen. In die tijd (1997) maakte de minister van Binnenlandse Zaken het heel duidelijk dat er geen uitzonderingen op de statutaire artikelen mogelijk waren met betrekking tot de verplichting om in een kist te worden begraven en de afschaffing van de grafconcessie voor ten hoogste vijftig jaar. Het Decreet op de begraafplaatsen en de lijkbezorging van 1971 was destijds van kracht. De discussie over islamitische kavels in België werd duidelijk beïnvloed door de historische achtergrond van België, die onder de rubriek ‘Historische ontwikkeling van de wetgeving in Nederland en België’ is beschreven. Tijdens deze parlementaire procedure maakte de minister van Binnenlandse Zaken zijn opmerking over verschillende kwesties van islamitische percelen onmiskenbaar. De realisatie van percelen op openbare begraafplaatsen kon voor religieuze gemeenschappen alleen mogelijk worden gemaakt indien het perceel niet zou worden gescheiden van de rest van de begraafplaats, indien niemand de toegang tot begraven wordt geweigerd in dit perceel (dit omvat niet – moslims die op dit perceel wensen begraven te worden) en indien er geen hervormingen zouden worden opgenomen met betrekking tot de verplichting om begraven te worden in een kist en het verbod op een graf in eeuwigheid. 

De minister verklaarde verder dat de islamitische gemeenschap geen privé begraafplaatsen mochten oprichten; dit recht was alleen voorbehouden aan kloosters.  Kortom, de minister waarschuwde om ‘deze zaak niet te ont-seculariseren, verwijzend naar de ontkerkelijking van begraafplaatsen in de negentiende eeuw en het feit dat België het principe aanvaardde dat vanaf die tijd begraafplaatsen verwijderd werden uit de religieuze sfeer.  Deze parlementaire zitting die plaatsvond na Loubna’s dood lijkt het startpunt te zijn geweest voor de politieke discussie over islamitische percelen in België. Desalniettemin hebben sommige begraafplaatsmanagers gezegd dat België ten tijde van de dood van Loubna de mogelijkheid bood voor een islamitische begrafenis in de gemeente Luik. 

Gedurende de laatste paar decennia zijn er meer islamitische begraafplaatsen gerealiseerd op gemeentelijke begraafplaatsen in België. Twee belangrijke juridische zaken worden geacht achter deze ontwikkeling te liggen. Ten eerste een circulaire uitgegeven door de minister van Binnenlandse Zaken in 2000 waarin uitgebreid werd ingegaan op de kwestie van het opzetten van islamitische percelen op openbare begraafplaatsen.  Deze circulaire herinnerde gemeenten aan de drie fundamentele principes die de begraafplaatsen zouden moeten karakteriseren: het gemeentelijke karakter van de begraafplaatsen, het neutrale karakter van de begraafplaatsen en het feit dat geen enkele gemeente zou mogen beslissen wie wel en wie niet begraven mag worden op de begraafplaats. Niettemin benadrukt dezelfde omzendbrief ook dat het niet onverenigbaar zou zijn met deze principes voor een gemeente om afzonderlijke percelen te verstrekken aan religieuze gemeenschappen, zoals de islamitische gemeenschap. In deze circulaire werd ondubbelzinnig gesteld dat de huidige nationale wetgeving de mogelijkheid van het opzetten van afzonderlijke percelen niet uitsluit, op voorwaarde dat er geen autoriteit zou moeten beslissen wie wel en wie niet begraven mag worden op dit perceel en dat het perceel niet geïsoleerd is van de rest van de begraafplaats.

Ten tweede speelde de bovengenoemde wet van 2001, die regio’s toestemming gaf om eigen regels te ontwikkelen met betrekking tot begraven en cremeren, ook een belangrijke rol. Vanaf 2001 konden gemeenten beslissen of ze al dan niet een dergelijk afzonderlijk perceel zouden aanbieden. Van alle gemeenten bieden 17 procent een apart islamitisch perceel aan waarin graven zijn aangelegd in de richting van Mekka. Van deze gemeenten heeft 20 procent een apart islamitisch perceel waarin nog geen begrafenissen hebben plaatsgevonden, zoals in de gemeenten Herselt, Kortenberg, Berlaar en Messancy. In 2 procent van de andere gemeenten zijn de graven aangelegd in de richting van Mekka, maar bevinden zich niet op een afzonderlijk perceel. Uiteindelijk zijn 3% van moslims begraven in het openbare deel van de begraafplaats dat niet in een bepaalde richting ligt.

Van de gemeenten die geen afzonderlijk perceel voor moslims aanbieden, bereidt 4 procent zich feitelijk voor om zo’n perceel op hun begraafplaats aan te leggen. Nog andere gemeenten hebben een duidelijke uitleg over waarom ze geen apart perceel aanbieden, vaak verwijzend naar de neutraliteit van hun begraafplaats zoals in de gemeenten Dilsen-Stokkem en Bouillon.

Bovendien laat het gebrek aan ruimte op de meeste begraafplaatsen in Bouillon en het beheer van begraafplaatsen zoals bepleit door het Ministerie van het Waalse Gewest niet toe dat een perceel uitsluitend wordt toegewezen voor de begrafenis van een religieuze gemeenschap of de uitsluiting van anderen om daar begraven te worden.

In tegenstelling tot de situatie in Nederland gaf geen van de Belgische gemeenten met een islamitisch perceel aan dat er een onderscheid wordt gemaakt tussen verschillende islamitische denominaties op het perceel. Ze beweren dat het niet aan de autoriteiten is om te beslissen wie wel en wie geen moslim is. Als er een islamitisch perceel bestaat, kan iedereen die beweert een moslim te zijn daar begraven worden. Deze argumentatie, die ook te vinden is in de circulaire, is duidelijk beïnvloed door de Belgische geschiedenis met betrekking tot de beslissing van de Rooms-katholieke kerk en de goedkeuring door de gemeente van wie wel en niet waardig genoeg is om begraven te worden op de Rooms-katholieke begraafplaats.

Het is opmerkelijk dat bijvoorbeeld de gemeente Gent die aanvankelijk tegen de oprichting van afzonderlijke islamitische percelen was nadien hun standpunt herzag en geen bezwaar had tegen de aanleg van een deel van de begraafplaats waar graven de richting van Mekka zouden liggen. Dit is precies wat in 2009 is gerealiseerd op de Begraafplaats Zwijnaarde (Scheldeakker), waar een perceel graven zijn geplaatst in de richting van Mekka, maar die niet exclusief is voorbehouden aan moslims. Het wordt een ‘Mekkagericht perceel’ genoemd in plaats van een ‘islamitische perceel’, wat erop zou wijzen dat het alleen voor moslims is gereserveerd. Als dat laatste het geval zou zijn, zou volgens de gemeente Gent de staat zich mengen in religieuze aangelegenheden en daarom in strijd zijn met de Belgische grondwet. Op dit perceel is het opvallend dat het niet zichtbaar gescheiden is van de rest van de begraafplaats door heggen.

Onder de Belgische beleidsmakers is het duidelijk dat er een zeer sterke weerstand is tegen het terugkeren naar een periode in de geschiedenis waarin begraven een zaak van religieuze instellingen was, waardoor niet-religieuze mensen of andere religies werden gediscrimineerd.

In tegenstelling tot Nederland zijn er geen privé-islamitische begraafplaatsen in België. De realisatie van privé begraafplaatsen is niet langer mogelijk onder de voorwaarden uiteengezet in artikel 16 van de wet van 1971. 

Ter afsluiting, verschillende historische ontwikkelingen hebben bijgedragen aan het huidige begraaflandschap in Nederland en België. Het systeem van verzuiling maakte het mogelijk om niet alleen privé-islamitische begraafplaatsen en afzonderlijke islamitische kavels in Nederland te hebben, maar ook om te onderhandelen over verschillende afzonderlijke islamitische kavels binnen eenzelfde begraafplaats. In België betekende de secularisatie van begraafplaatsen echter dat de discussie over islamitische begrafenisplekken zich concentreerde op thema’s als ‘discriminatie’, ‘neutraliteit’ en een weerstand tegen terugkeer naar een periode waarin religieuze instellingen besloten wie religieus genoeg was om begraven te worden op een begraafplaats.

Bron: https://openaccess.leidenuniv.nl/bitstream/handle/1887/28740/04.pdf?sequence=10

BELANGRIJK OM TE WETEN

  • De gemeente beslist of een islamitische perceel op een gemeentelijke begraafplaats wordt voorzien.
  • De gemeente laat toe aan iedereen die beweert een moslim te zijn op een islamitische perceel begraven te worden.
  • Het begraven op openbare begraafplaatsen met een islamitisch perceel is niet exclusief voorbehouden aan moslims.

Lijst van islamitische percelen op openbare begraafplaatsen

In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en het Vlaams Gewest en Wallonië.

Pin It on Pinterest